Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1990-2022*

Er zijn grote regionale verschillen in de productie van dierlijke mest en de mineralen stikstof en fosfaat. De productie is het grootst in gebieden met veel intensieve veehouderij: het oostelijk deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Door diverse wettelijke regelingen zijn de hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest en de stikstof- en fosfaatgift via kunstmest gedaald.

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatproductie in dierlijke mest

Na een aanzienlijke groei in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw bereikte de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest een top in 1986. Als gevolg van de Beschikking Superheffing (1984), de mestwetgeving (1987) en de verlaging van het fosfaatgehalte van krachtvoer is na 1986 de mest- en mineralenproductie gedaald. Na de invoering van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) op 1 januari 1998 neemt de stikstofproductie versneld af. Na de overschakeling in 2006 van MINAS op gebruiksnormen nam de fosfaatproductie eerst toe om in de periode 2010-2012 weer te dalen. In de periode 2013-2015 neemt de stikstof- en fosfaatproductie weer toe, vooral door uitbreiding van de melkveestapel. Vanaf 2016 daalt de fosfaatproductie weer door lagere fosforgehaltes in voeders en door krimp van de melkveestapel.

Regionale verschillen in mestproductie

De productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest is het grootst in de gebieden waar de intensieve veehouderij geconcentreerd is: het oostelijke deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Het grootste deel van de mest wordt ook hier toegepast. Omdat de grond in deze regio’s vooral bestaat uit goed doorlatende zandgrond is de uitspoeling van stikstof naar grondwater relatief groot. Juist op deze zandgronden wordt een belangrijk deel van het drinkwater in Nederland gewonnen.

Toelichting mineralenproductie en mineralenuitscheiding

De mineralenproductie is de hoeveelheid mest op het moment van uitrijden. De mineralenproductie is de mineralenuitscheiding “onder de staart” minus de verliezen in stal en opslag. Bij stikstof zijn er verliezen in stal en opslag in de vorm van ammoniak en overige gasvormige stikstofverbindingen (N2, NO, N2O). Hierdoor is de stikstofproductie lager dan de stikstofuitscheiding. Bij fosfaat zijn er geen verliezen waardoor de fosfaatuitscheiding gelijk is aan de fosfaatproductie.

Mestplafond

Op grond van de Nitraatrichtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
Als onderdeel van deze derogatie is met de Europese Commissie afgesproken om de uitscheiding van stikstof en fosfaat door de Nederlandse veestapel aan een plafond te binden. Dit houdt in dat de uitscheiding in 2022 niet boven het niveau van 2020 mag uitkomen. Met ingang van 2025 wordt het mestplafond verder verlaagd en vanaf 2026 is er geen derogatie meer voor Nederland.

Maatregelen bij overschrijding mestplafond

Bij het overschrijden van het plafond voor fosfaat en stikstof verlangt de Europese Commissie van Nederland dat er, om de derogatie te mogen behouden, concrete maatregelen worden genomen om de mestproductie weer te laten dalen tot onder het mestplafond. Dit houdt in dat in 2022 de uitscheiding van nutriënten maximaal 150,7 miljoen kilo fosfaat en 489,4 miljoen kg stikstof (zonder aftrek van gasvormige verliezen) mag bedragen. In 2022 worden beide doelen gehaald.

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatgift uit kunstmest

De stikstofgift uit kunstmest is eveneens vanaf 1986 verminderd. De sterkste afname heeft tussen 1986 en 1990, en tussen 1998 en 2000 plaatsgevonden. De hoeveelheid fosfaat uit kunstmest daalt al sinds 1970.