Risico op overdragen van vogelgriep door de lucht van wilde watervogels naar pluimvee verwaarloosbaar klein

Onderzoek van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) laat zien dat het risico op het overdragen van hoog-pathogene vogelgriepvirus van besmette wilde vogels via de lucht verwaarloosbaar klein is. Specifiek is dit onderzocht vanuit vervliegbare wilde watervogelmest in de omgeving van de pluimveestal in de vogelgriep risicoperiode (oktober-maart). Maar ook vanuit een aerosol geproduceerd, door uitademen of proesten van vogelgriep-besmette wilde watervogels die via de luchtinlaat in de pluimveestal zou kunnen komen. Het is uit voorzorg belangrijk dat karkassen van dode, met hoog-pathogene vogelgriep-besmette wilde (water)vogels zo spoedig mogelijk na sterfte uit de natuurlijke omgeving worden opgeruimd. Zij zouden de bron kunnen zijn van losse veren die vrij komen als aaseters aan de karkassen eten. Veren van hoog-pathogene vogelgriep-besmette dode wilde vogels bevatten namelijk vogelgriepvirus, dat lang kan overleven in de veren.

Introductie van het virus in pluimvee

“Wilde watervogels zoals b.v. eenden, ganzen, zwanen en meeuwen zijn het natuurlijk reservoir van vogelgriepvirussen. Deze wilde watervogels kunnen een belangrijke rol spelen bij de introductie van het virus in pluimvee, doordat zij vogelgriepvirus uitscheiden wanneer zij geïnfecteerd zijn. Uitwerpselen van vogelgriep-geïnfecteerde wilde vogels gedeponeerd in de omgeving van pluimveestallen kunnen (gedeeltelijk) worden meegenomen in de pluimveestal. Bijvoorbeeld doordat het aan laarzen, kleren, gereedschappen kan hechten, het de stal in kan komen met beddingmateriaal dat buiten de stal is opgeslagen, of doordat het mogelijk aan de vacht of pootjes van ratten en muizen de pluimveestal in wordt genomen.

Daarnaast zijn er door eerdere ervaringen aanwijzingen dat het vogelgriepvirus via de lucht verplaatst kan worden van bedrijf naar bedrijf als het in grote hoeveelheden wordt geproduceerd door grote aantallen besmette kippen in een stal. Of overdracht van het vogelgriepvirus door besmette wilde vogels vanuit de omgeving buiten de stal naar in de stal een risico vormt, is in dit project onderzocht”, aldus Armin Elbers, projectleider van het onderzoek en als senior epidemioloog werkzaam bij WBVR.  

Risicoanalyse
De focus van deze risicoanalyse voor transmissie vanuit hoog-pathogene vogelgriep virus gecontamineerde uitwerpselen van wilde watervogels via de lucht of vanuit een aerosol geproduceerd, is gekozen vanwege de mogelijke beperking van het risico van deze transmissieroutes via de toepassing van windbreekgaas.

De semi-kwantitatieve risicoanalyse  is door WBVR uitgevoerd als onderdeel van de One-Health for Food (1H4F) PPS “Risico vogelgriep: relatieve rol van insleeproutes en bioveiligheid op en rondom het pluimveebedrijf”, dat gefinancierd wordt door het Ministerie van L.N.V. en het pluimveebedrijfsleven (AVINED).

Voor het onderzoek zijn alle relevante bouwstenen om een semi-kwantitatieve risicoanalyse uit te kunnen voeren op een rijtje gezet (uitgebreid literatuuronderzoek) en is er een veld-experimenteel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid tot het vervliegen van vogelmest in de vogelgriep risicoperiode.