Bodem en water moeten leidend worden in ruimtelijke plannen in Flevoland. Dat is de kern van de visie ‘Rijk Voorland’ die Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Flevolandschap vorige week de provincie hebben aangeboden. Biologisch melkveehouders Jelle en Willian Hakvoort-Haarman in Rutten zijn het daar mee eens. “De bodem is de basis.”
Hoewel zijn Jersey-koeien op deze ijskoude maandagochtend in december op stal staan, is dat pas sinds kort. Jelle: “Vorige week liepen ze nog de hele dag buiten. Negen maanden per jaar zijn ze in de wei.” Geen wei met alleen maar eiwitrijk raaigras, maar kruidenrijk grasland. Nu is vooral klaver en kropaar te zien, maar in het voorjaar en de zomer doen ook luzerne, beemdlangbloem en kruiden zoals cichorei het goed. De kalveren knabbelen nu tevreden aan grote strengen hedera, die Jelle in grote zakken bij ze heeft gezet. “Dat vinden ze lekker. We voeren dat beperkt bij. Het bevat een natuurlijk medicijn dat helpt longproblemen bij de dieren te voorkomen. Want het in weer en wind buiten lopen, vereist wel een goede weerstand.”
Geen luxe maar basis
Het landschap van Flevoland staat grote veranderingen te wachten. De bodem daalt, grondwater verzilt en natuur en landbouw hebben steeds vaker te maken met droogte. En ook grote opgaven als omgaan met klimaatverandering, verstedelijking, biodiversiteit en de transitie van de landbouw vragen om ruimte en gezamenlijke oplossingen. ‘Rijk Voorland’ geeft de visie van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Flevolandschap op een natuurinclusief Flevoland. De organisaties pleiten ervoor dat de bodem en water leidend worden in nieuwe ruimtelijke plannen. Ze zien veerkrachtige natuur niet als luxe maar als de basis voor een duurzame toekomst van de provincie.
De visie gaat over hoe natuur in verschillende landschapstypes kan bijdragen aan de opgaven waar Nederland voor staat en omgekeerd, wat de natuur in de verschillende landschapstypes nodig heeft om duurzaam voort te kunnen bestaan. Uiteraard is het agrarisch landschap daar een belangrijk onderdeel van. In Flevoland produceren boeren op vruchtbare bodem op een efficiënte manier veel hoogwaardig voedsel. Om de huidige manier van boeren vol te houden, is het vanwege de bodemdaling nodig het waterpeil steeds verder te verlagen. En door het lagere waterpeil daalt de bodem nog verder. Daardoor komen de natuurgebieden vergeleken met het omringende land steeds hoger te liggen, waardoor de droogte daar des te harder toeslaat. Daarbij komt: hoe verder de bodem daalt, hoe groter het probleem van verzilting. Een proces dat gestopt moet worden. Hier is maar één oplossing voor: het grondwaterpeil niet verder laten dalen.
Een ander landschapstype waar de visie zich op richt is bos. De uitgestrekte Flevolandse bossen groeien op rijke gronden, wat elders in Nederland maar heel weinig voorkomt. Hun ontwikkeling naar een ‘rijk’ bos verloopt vele malen sneller dan op de hogere zandgronden. Met open plekken en bomen of struiken van verschillende hoogte en omvang. De bossen hebben daardoor een grote natuurwaarde. In Rijk Voorland pleiten de organisaties voor een betere aansluiting van bossen op hun omgeving. Door ruimte te bieden aan losse boomgroepen, struweel, houtsingels en voedselbossen of -bomen, ontstaat een meer geleidelijke overgang van open polder naar bos. Zo’n overgangszone heeft grote kansen voor een aantrekkelijk landschap met een hoge biodiversiteit, hoogwaardige voedselproductie én voor de productie van biobased bouwmateriaal. Het bos zelf moet meer worden benut als spons die kwalitatief goed (kwel)water opneemt en vasthoudt. In periodes van droogte is het dan beschikbaar, niet alleen goed voor het bos maar ook voor de landbouw in het achterland. Dat scheelt weer beregenen.
Grotere biodiversiteit
Voor deze beide landschapstypes is er een grote rol weggelegd voor natuurinclusief boeren. Het is goed tegen de droogte, goed voor de biodiversiteit en verlaagt het stikstofgehalte in de grond. Dat moet uiteraard wel op zo’n manier dat het loont, de boer moet er goed van kunnen leven. De boerderij van Jelle en Willian Hakvoort-Haarman in Rutten is hier een mooi voorbeeld van. Met hun manier van boeren, putten ze de natuur niet uit, zorgen ze voor een grotere biodiversiteit en is er een beter inkomen. “Én ik heb weer plezier in mijn werk. Dat is ook heel belangrijk. Wij zijn enorm blij dat we deze switch hebben gemaakt”, zegt Jelle.
Ze zien de bodem en wat daarop groeit als de basis voor hun bedrijf. Ze pachten ongeveer vijftig hectare land, waarvan 21 van Staatsbosbeheer. Op hun land is het niet raaigras wat de boventoon voert. “We werken volgens het Pure-Graze concept, hierbij zaai je kruidenrijk grasland in.” De 72 melkkoeien grazen er zo’n negen maanden per jaar. “Met een mobiele afrastering verplaatsen we ze meerdere keren per dag.”
Het deel dat ze van Staatsbosbeheer pachten ligt tegen het Kuinderbos aan. Marieke Schoonderwoerd is vanuit Staatsbosbeheer betrokken bij de visie Rijk Voorland. Zij vertelt waarom deze samenwerking zo goed binnen die visie past. “In deze overgangszone tussen bos en agrarisch land zijn bomen geplant en laat Jelle een deel van zijn jongvee grazen. Dankzij dat grazen blijft het een vrij open bos met veel variatie en daar profiteert de biodiversiteit enorm van. Zo gaan natuurbeheer en veeteelt prima samen.”
Beter microklimaat
Door verschillende stroken met bomen op het boerenland te planten is die overgangszone verder doorgetrokken. In deze windsingels staan vooral wilgen, elzen en berken. “Ze geven niet alleen schaduw en beschutting, maar dragen ook bij aan een beter microklimaat. Dit zorgt voor een gezondere bodem, het kruidenrijke gras groeit beter, er is minder droogte en meer biodiversiteit. En al die factoren hebben weer een positieve invloed op elkaar”, zo zegt Jelle.
Ter illustratie pakt Jelle een stukje koeienvlaai op. Het verpulvert bijna tussen zijn vingers. “Deze mest wordt razendsnel omgezet in een soort tuinaarde”, zegt hij. Het ziet er vezelrijk uit en lijkt helemaal niet op de bijna vloeibare ontlasting van koeien van een reguliere agrariër. De mest blijft liggen waar de koe het laat vallen. Jelle: “Dit zorgt voor variatie in de vegetatie. Bovendien is de mest aantrekkelijk voor vogels en insecten die op hun beurt weer zorgen voor een natuurlijke verspreiding. Tegelijkertijd zorgen spreeuwen ervoor dat de mest veel minder parasieten bevat die vaak voor darmproblemen bij koeien zorgen. Vroeger hadden we vooral last van de spreeuwen, nu zijn we blij met ze. Het is prachtig om te zien hoe dit soort natuurlijke processen elkaar versterken.”
Minder melk
Omdat de koeien van Jelle minder eiwitrijk voer krijgen, geven ze ook minder melk: zo’n 5.500 liter in plaats van 10.000 per jaar. “Maar doordat ik minder landbouwmachines hoef in te zetten en geen kunstmest en minder voer hoef te kopen, zijn mijn kosten ook veel lager. Omdat de prijs van biologische melk hoger is, levert mij dit onder de streep meer op. Uit ervaring weet ik hoe het voelt om als jonge boer hard te werken en klem te zitten tussen een bankfinanciering en een maatschappij die amper tot geen waardering voor jou lijkt te hebben. Dat wij nu zo boeren, zie ik als een tweede kans. Want wij zaten echt klem. Onze nieuwe manier van werken heeft ons financiële ruimte en arbeidsplezier teruggebracht.”
Marieke hoopt dat meer agrariërs een voorbeeld zien in het natuurinclusieve boeren van Jelle en Willian. “Dit is een manier van boeren die helemaal circulair is. Hun vee eet vrijwel alleen wat hun grond hen biedt. Zo heeft veeteelt geen enkele negatieve invloed. Sterker nog, het heeft een positieve invloed, vooral op de biodiversiteit.”
Dat laatste wordt steeds duidelijker, zegt Jelle. “We zien steeds meer vlinders en libellen, hommels en wilde bijen. En ook vogels: veldleeuweriken zitten hier weer, kwikstaarten, graspiepers, zwaluwen, torenvalken, velduilen en bruine kiekendieven. Laatst hebben we zelfs een koereiger gezien. Toen we van de zomer terugkwamen van vakantie was ik behoorlijk onder de indruk van die grote hoeveelheid leven op ons land. Dat maakte me dankbaar om zo met en in de natuur te mogen werken.”