Klimaatalarm IPCC maakt brede blik op welvaart urgenter

Om te voorkomen dat de aarde deze eeuw meer dan 1,5 graad opwarmt in vergelijking met de tweede helft van de 19e eeuw, moet de uitstoot van broeikasgassen snel en fors omlaag. Dat concluderen internationale klimaatwetenschappers namens VN-organisatie IPCC deze week. Dit is eens te meer een signaal dat het van belang is om het begrip welvaart breder te zien dan alleen economische groei en bijvoorbeeld ook de invloed op het milieu mee te nemen.

Insight

De conclusies van IPCC zijn geen verrassing, maar wel alarmerend. Klimaatverandering is al volop aan de gang, met alle wereldwijde gevolgen van dien. Voorbeelden zijn extreme weersomstandigheden als hittegolven en heftige regenbuien, en een stijgende zeespiegel. Zo worden in Nederland de zomers grilliger waarbij periodes van droogte en extreme neerslag elkaar afwisselen. Hoe sterker de aarde opwarmt, hoe groter de kans op deze omstandigheden.

Overheden hebben dan ook in het Klimaatakkoord van Parijs afgesproken om maatregelen te nemen die de opwarming aan het eind van deze eeuw moeten beperken tot ruim onder de 2 graden, en waar mogelijk tot 1,5 graad in vergelijking met de tweede helft van de 19e eeuw. Nu al is de aarde sindsdien ongeveer 1 graad opgewarmd.

Volgens de IPCC loopt de gemiddelde temperatuur in het meest negatieve scenario met 4,4 graden op aan het eind van deze eeuw, met alle gevolgen van dien. Zo stijgt de zeespiegel in dat scenario met meer dan twee meter, volgens deskundigen het maximale niveau om met dijkverzwaring en zandsuppletie aan te kunnen. Nederland is hierom erg kwetsbaar en sterk afhankelijk van klimaatmaatregelen die in het buitenland worden genomen.

Essentieel is dat het overgrote deel van de wetenschappers van de IPCC vaststelt dat de mens een belangrijke rol speelt bij klimaatopwarming. Dit lijkt een negatieve boodschap, maar heeft ook een positieve kant; het betekent dat overheden, bedrijven en consumenten de sleutels in handen hebben om de aarde leefbaar te houden.

Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Hoewel de urgentie tot actie breed wordt onderschreven, ontbreekt het in de praktijk vaak eenvoudig aan draagvlak of botsen klimaatdoelen met diverse gevestigde belangen. Zo bouwt China nog nieuwe kolencentrales en gaat de uitstoot van broeikasgassen naar verwachting pas na 2030 omlaag. Economische groei en het verhogen van de economische welvaart van de bevolking krijgen voor de Chinezen voorlopig voorrang.

Daarom is een systeemverandering cruciaal om echt spijkers met koppen te slaan. Om meer draagvlak te creëren zou een brede internationale coalitie nadrukkelijk moeten uitdragen dat economische groei niet gelijk staat aan welvaartsgroei. En dat bij elke investering het saldo van baten en lasten op de samenleving, de economie, en biodiversiteit en ecologie het uitgangspunt zijn. Sommige investeringen zullen dan geen doorgang vinden omdat deze bijvoorbeeld ecologisch te kostbaar zijn.

Wanneer een overheid bijvoorbeeld inzet op minder consumeren, kan de brede welvaart groeien, maar niet per se de economie. Het European Environment Agency, het milieuagentschap van de Europese Unie, wees er onlangs op dat om de groei van welzijn van Europeanen vast te houden, we niet afhankelijk van economische groei zijn. Uiteraard kan dit wel per regio verschillen.

Dit wordt ook gestaafd door hoogleraar Economie Richard Easterlin van de Universiteit van Zuid-Californië, die vaststelt dat Amerikanen in de tweede helft van de 20e eeuw weliswaar meer zijn gaan verdienen, maar tegelijk dat een kleiner deel van hen zich erg gelukkig voelde. Recenter bleek uit de welzijnsmonitor van ABN AMRO dat ondanks de economische krimp in coronajaar 2020 het welzijn van de werknemer is toegenomen.

En gevestigde belangen kunnen worden geslecht door economische doelen meer parallel te laten lopen met ecologische en sociale belangen. Wanneer de schade aan het milieu die samenhangt met productie en consumptie daadwerkelijk in de prijs van producten wordt verwerkt, stimuleert dit tot duurzaam innoveren, produceren en consumeren. Voorbeelden van deze al lang bekende denkwijze zijn de statiegeld op blikjes in Duitsland vanaf 2003, de vliegtaks en de CO2-heffing voor de industrie.

Niettemin wordt dit gedachtengoed nog weinig toegepast. Zo verhult de prijs van een gemiddelde spijkerbroek het enorme verbruik en de vervuiling van water en de inzet van goedkope kinderarbeid bij de productie, en is de inkoopprijs van een bos rozen uit Afrika niet voldoende om de arbeiders in de regio een leefbaar loon te betalen. Het afdwingen van de ‘werkelijke prijs’, de prijs waarin milieukosten en maatschappelijke lasten zijn verwerkt, kan een aanjager tot verduurzaming zijn.

Al met al zijn de IPCC-conclusies een boodschap aan zowel overheden, als ondernemers en consumenten. Aan hen om ons aloude streven naar economisch gewin te verbreden met doelen waar we op de lange termijn ook gelukkig van blijven. Daarbij kan niet alleen de economie de boventoon voeren.