Gelderse regio’s kunnen stikstofdoel halen, voor waterkwaliteit en klimaat zijn scherpe ingrepen nodig

Gelderland kan de stikstofdoelen halen met technische en management-maatregelen op de boerderij en 20% minder vee, maar om de klimaat- en waterkwaliteitsdoelen te halen zijn scherpere ingrepen in de Achterhoek en Veluwe nodig. Dat blijkt uit een studie van WUR, die de landelijke opgaven op gebied van stikstof, klimaat en waterkwaliteit vertaalde naar Gelderse regio’s.

Een team van WUR-onderzoekers onder leiding van Edo Gies vertaalde haar eerdere landelijke studie naar scenario’s om te beoordelen of de stikstof-, klimaat- en waterdoelen haalbaar zijn in de Gelderse gebieden en regio’s. De provincie Gelderland stelt op dit moment een Programma Vitaal Landelijk Gebied Gelderland op, de vertaling van het landelijke NPLG-beleid van de regering.

Daarbij wordt Gelderland ingedeeld in drie gebieden met een eigen karakteristiek: Veluwe, Achterhoek en Liemers, en Rivierengebied. Deze studie moet inzicht geven hoe de maatregelenpakketten, die eerder zijn opgesteld door WUR-experts, uitpakken in de verschillende delen van Gelderland.

Vertaling van de landelijke opgaven

Ze stellen vast dat de provincie als geheel voldoet aan de Nitraatrichtlijn, waarbij niet meer dan 50 mg/L nitraat voorkomt in het bovenste grondwater. Toch hebben delen van de Achterhoek en Veluwe – droge zandgronden met hoge bemesting – nog een opgave om de waterkwaliteit te verbeteren, stellen de onderzoekers.

De afspoeling van stikstof en fosfor naar het oppervlaktewater is ook in delen van de provincie te hoog. Voor stikstof geldt de grootste opgave in het gebied Achterhoek en Liemers (29% reductie), voor fosfor geldt de grootste opgave voor de Veluwe (14% reductie).

De emissies van de broeikasgassen methaan en lachgas moeten in Gelderland afnemen met 32% ten opzichte van 2020. Dit doel is toegewezen aan de drie gebieden naar rato van de huidige emissies.

De huidige ammoniakemissies in Gelderland moeten afnemen met 43% (startnotitie NPLG) of 33% (als alle veroorzakers proportioneel bijdragen). Deze reductiedoelen zijn verdeeld over de gebieden.

Het maatregelpakket van de onderzoekers bestaat uit 3 soorten maatregelen;

  • Managementmaatregelen, zoals eiwitarm veevoer, meer weidegang, lagere stikstofbemesting, geen derogatie en meer rustgewassen, groenbemesters en vanggewassen;
  • Technische maatregelen, zoals emissiearme stallen, betere mestopslag, mestverwerking en additieven in het veevoer.
  • Structuurmaatregelen, zoals onbesmeste bufferstroken, extensivering in veenweidegebied, extensivering rond natuurgebieden en in beekdalen, en 20% minder vee.

De maatregelen zijn zowel generiek toegepast als gedifferentieerd per gebied. In het gedifferentieerde scenario worden er meer maatregelen genomen bij bedrijven rond natuurgebieden en worden de piekbelasters uitgekocht. Dat leidt er in het geval van Gelderland toe dat de veestapel in het generieke scenario met 20% daalt en in het gedifferentieerde scenario met 39%.

De effecten

Daarna berekenen de onderzoekers de effecten van hun maatregelenpakketten.

Die effecten zijn:

  • Gelderland voldoet al aan de nitraatnorm voor het grondwater en door afname van overbemesting daalt de nitraat in het grondwater verder. Toch zijn er dan nog enkele gebieden in de Achterhoek en Liemers (30%) en de Veluwe (20-25%) die niet aan de nitraatnorm voldoen.
  • Wat betreft de afspoeling van stikstof naar het oppervlaktewater voldoen de Veluwe en Rivierengebied in beide scenario’s aan de opgave, maar de Achterhoek en Liemers niet. Wat betreft de afspoeling van fosfor naar oppervlaktewater voldoen Rivierengebied en Achterhoek aan de opgaven, maar de Veluwe niet. Op de Veluwe reduceren de maatregelenpakketten deze emissie fors, maar door de hoge historische fosforbelasting is de opgave hier groot.
  • De klimaatdoelstelling voor methaan en lachgas wordt met scenario 1 (generiek) niet gehaald. Met scenario 2 wordt de doelstelling wel gehaald voor heel Gelderland, met name door de melkveereductie rond Veluwe en in Rivierengebied. In scenario 1 draagt Achterhoek meer bij aan de reductie van methaan en lachgas, als gevolg van een grotere krimp van de veestapel in deze regio.
  • De stikstofdoelen worden in nagenoeg alle gebieden gehaald in zowel scenario 1 als 2. In scenario 1 is de stikstofreductie het grootste in de Achterhoek, in scenario 2 komt daar een additionele reductie bij in vooral Rivierengebied en Veluwe. De stikstofdepositie in de Gelderse Natura 2000-gebieden daalt met 39% in scenario 1 en 44% in scenario 2. De meeste natuurgebieden komen daarmee onder de kritische depositiewaarde, alleen twee veen-natuurgebieden met zeer gevoelige habitatsoorten komen niet onder de KDW.

Conclusies

Met deze maatregelenpakketten komen de doelen in Gelderland binnen bereik. Scenario 2 haalt de meeste doelen, maar vraagt wel een forse reductie van de veestapel. In beide scenario’s zijn voor de waterkwaliteit in sommige gebieden aanvullende maatregelen nodig. De studie kan fungeren als vertrekpunt voor de gebiedsprocessen. Daarbij is belangrijk: er zijn mogelijk meer en andere maatregelen die tot het doelbereik kunnen leiden. Verder zitten er onzekerheidsmarges in onze modellen. Daarom is het belangrijk om in de gebiedsprocessen ook gebruik te maken van gebieds- en bedrijfsspecifieke informatie.